Ruim 10% van de pasgeboren baby’s heeft een te kort tongbandje. Te korte lipbandjes komen iets minder vaak voor. Meteen tijdens het geven van borstvoeding, leveren te korte bandjes (lip en/of tong) vaak al problemen op. Soms lukt het een baby zelfs niet goed om uit een fles te drinken. Op latere leeftijd kunnen beperkende bandjes onder meer leiden tot openmondgedrag, een afwijkende slik, een afwijkende uitgroei van de kaken, gebitsafwijkingen, uitspraakproblemen, een verkeerde lichaamshouding, snurken en slaapapnoe. Oro-myofunctionele therapie (OMFT) kan het verstoorde evenwicht in het functioneren van de spieren in en om de mond dan herstellen. Dit artikel geeft informatie over (de gevolgen van) beperkende bandjes en de behandeling die de OMFT-therapeut kan bieden.

 

Te korte lipbandjes

De boven- en onderlip hebben elk hun eigen lipbandje, die ervoor zorgen dat de lippen tijdens allerlei bewegingen toch op hun plaats blijven, zoals bij het glimlachen en het tuiten van de lippen. Bij een baby kan een te kort lipbandje problemen opleveren tijdens het geven van borstvoeding. De baby kan de lippen dan onvoldoende naar buiten krullen om vervolgens een goede verzegeling rond de borst te verkrijgen. De baby laat de borst regelmatig los en drinkt hierdoor onrustig. Wanneer er sprake is van een te kort lipbandje, dan is de kans erg groot dat er ook sprake is van een te kort tongbandje.

 

Te kort tongbandje

Het tongbandje loopt van de onderzijde van de tong naar de bodem van de mond. Het is weefsel dat tijdens de embryonale ontwikkeling vooraan de tongpunt begint (als groeistimulator van de tong) en langzaam moet verdwijnen. Gebeurt dit onvoldoende, dan spreekt men van een ankyloglossia (het Griekse woord ‘ankylos’ betekent: gebonden). Een te kort tongbandje is dus een aangeboren afwijking, waarbij het weefsel dat de tong met de mondbodem verbindt beperkend is. Een tongbandje kan te kort, te strak, verdikt en/of te ver naar de tongpunt aangehecht zijn. Hierdoor wordt de bewegingsvrijheid van de tong beperkt. Al tijdens de zwangerschap vindt er een beperking plaats van de opwaartse tongbeweging in de mond, waardoor er bij de geboorte soms sprake is van een smal gehemelte. Een te kort tongbandje is vaak erfelijk. Meestal heeft de moeder of vader, of een naast familielid, er ook last van of last van gehad (Irene Marchesan, 2004). Er zijn meer jongens dan meisjes met een beperkend tongbandje (verhouding 3:1).

 

dsc_0030
omft-kotlow-maatlatjes
20180601_142932
Borstvoeding met een te kort tongbandje

Het is belangrijk om zo snel mogelijk na de geboorte te controleren of er sprake is van te korte lipbandjes of een te kort tongbandje. Beperkingen van de bandjes leiden namelijk al vrijwel direct tot problemen. Wanneer een baby borstvoeding krijgt terwijl het tongbandje te kort is, kan de baby moeite hebben met het maken van een vacuüm aan de borst, waardoor er een klakkend geluid hoorbaar is tijdens het drinken. De tepel kan onvoldoende ver in de mond genomen worden. Ook kan de baby de tong tijdens het drinken onvoldoende omhoog duwen tegen het palatum. De melk wordt in de mond vastgehouden door het opkrullen van de tongranden.
Naast de melk wordt ook lucht ingeslikt (de afsluiting van de nasopharynx is onvoldoende) waardoor darmkrampjes en/of reflux ontstaan. De maag van een baby ligt vrij hoog. Wanneer de baby met horten en stoten drinkt en hierbij ook nog eens lucht mee inslikt, wordt het onrustig in de maag. Hierdoor komt de melk vermengd met maagsappen omhoog. Dit is pijnlijk voor de baby.

 

Afgeleide problemen tijdens de borstvoeding

Bij het drinken met een beperkend tongbandjes en/of te korte lipbandjes, kan de baby onvoldoende zuigkracht realiseren. De foutieve manier van drinken kan blaarvorming op de tong en lippen geven. Vaak wordt de melkproductie bij de moeder minder, met als gevolg een afname van het lichaamsgewicht van de baby. Doordat de baby moeite heeft met slikken, zijn er melkresten (witte aanslag) op de tong zichtbaar. Moeders geven aan dat het voeden erg lang duurt en pijnlijk is (pijnlijke tepels).
Omdat het geven van borstvoeding met deze problemen voor zowel moeder als kind onprettig is, stoppen veel moeders met het geven van borstvoeding (afname van 90% naar 25% binnen zes maanden na de geboorte van de baby) en schakelen ze over op flesvoeding, wat een negatief effect heeft op de orofaciale spierbalans in en rondom de mond.

 

Chirurgische correctie

Een te kort tongbandje en te korte lipbandjes kunnen verholpen worden met een chirurgische correctie met schaar, laser of elektrochirurgie. Ervaring leert dat een frenulectomie middels laseren of elektrochirurgie een mooi resultaat oplevert.
Of een tongbandje te kort is, kan bepaald worden aan de hand van de lengtematen die kinderarts Lawrence Kotlow heeft vastgesteld (de Kotlow-classificaties). OMFT.info heeft op basis van deze richtlijnen Kotlow-meetlatjes ontwikkeld. Handige instrumenten om snel en goed vast te stellen wanneer doorverwijzen voor een correctie verstandig is.
Voor het corrigeren van lipbandjes en/of het tongbandje, kunnen cliënten doorverwezen worden naar:

Indien de ingreep heeft plaatsgevonden, is nabehandeling door middel van massage en stretchen van het behandelde deel van groot belang! Dit om relaps te voorkomen. Na de correctie bij baby’s zal de lactatiekundige adviezen geven over de nabehandeling. Het drinken aan de borst kan na de correctie nog steeds moeizaam verlopen. Dit komt door het ontstane compensatiegedrag (bijvoorbeeld kaakklemmen of schouders vastzetten). Een osteopaat kan in deze gevallen hulp bieden.

 

Problemen op latere leeftijd

Beperkende lipbandjes of een te kort tongbandje, leiden niet in alle gevallen tot problemen tijdens het geven van borstvoeding. Bijvoorbeeld wanneer de moeder een perfect gevormde tepel heeft, voldoende voeding heeft en de mondbodem van de baby voldoende elastisch is. Het komt dus voor dat de te korte bandjes pas op latere leeftijd worden ontdekt. Vaak nadat dit tot andere problemen heeft geleid. Want een te kort tongbandje – en de hiermee samenhangende lage tongligging – is van invloed op de skeletale ontwikkeling en de algehele gezondheid. Met een verkeerd evenwicht van de mond- en aangezichtsspieren als gevolg. Mogelijke gevolgen hiervan kunnen zijn:
– mondademen;
– ‘slappe’ lipspanning;
– hypotonie in het gelaat;
– openmondgedrag;
– een afwijkende slik;
– een smal en hoog (‘gotisch’) verhemelte;
– een verkeerde stand van tanden, kiezen of kaken, zoals kruisbeet;
– afwijkende uitspraak van de [l, n, d, t, t, s/z], slissen of lispelen;
– moeilijkheden met slikken of eten;
– snurken;
– slaapapnoe;
– een hypotoon spierpatroon en incorrecte houding (holle rug en/of bovenkant rug gekromd);
– prepositie van het hoofd (hoofd komt te ver naar voren);
– een relaps na orthodontische of kaakchirurgische behandelin¬gen, omdat de ‘verholpen’ afwijking weer (gedeeltelijk) terugkomt;
– problemen bij het op zijn plaats houden van een overigens perfect vervaardigde gebitsprothese;
– kaakgewrichtsklachten.
Deze problemen kunnen behandeld worden met oro-myofunctionele therapie, die het verstoorde evenwicht in het functioneren van de spieren in en om de mond herstelt. De OMFT-logopedist is ook de aangewezen persoon voor nabehandeling, als er op latere leeftijd een chirurgische correctie plaatsvindt van het tongbandje en/of de lipbandjes.

 

De behandeling van (de gevolgen van) afwijkende mondgewoonten

Na de intake en het onderzoek kan worden vastgesteld of er sprake is van afwijkende functies in het mondgebied. Is dit het geval, dan kan de oro-myofunctionele therapie van start gaan. Afhankelijk van de diagnose en de behandeldoelen, bestaat de therapie meestal uit de volgende onderdelen:
• Het afleren van afwijkend mondgedrag als duim- en vingerzuigen, speenzuigen en mondademen.
• Het aanleren van een verbeterde tongpositie in rust.
• Het aanleren van een correct slikpatroon.
• Optimaliseren van de uitspraak
• Het automatiseren van het nieuwe mondgedrag; het nieuwe gedrag moet ingeslepen worden in het dagelijks leven.
Wanneer beginnen?
Om de gevolgen van afwijkend mondgedrag te beperken, is het van belang de behandeling in een zo vroeg mogelijk stadium te starten. Daarom worden jongere kinderen vanaf 3 jaar al doorverwezen voor een voortraject van OMFT. Dit voortraject bestaat uit het geven van voorlichting aan ouders over de oorzaken en gevolgen van de afwijkende mondgewoonten, het versterken van de mondspieren, het afleren van zuiggewoonten en het verkrijgen van een goede mondsluiting.
Wanneer er gestart kan worden met de daadwerkelijke OMFT, hangt af van de leeftijd, de motivatie, de ernst van de tandheelkundige afwijking en de ernst van de logopedische afwijking. OMFT richt zich op kinderen vanaf zes jaar én volwassenen. Per persoon moet bekeken worden hoe de motivatie is voor therapie. Het ene kind is zich eerder bewust van verkeerde gewoonten, dan het andere kind. Ook laat de één zich eerder behandelen dan de ander.

 

OMFT-cursussen

Voor een effectieve behandelwijze doet de OMFT-logopedist kennis en vaardigheden op in de Basiscursus (OMFT-1), de Verdiepingscursus A (OMFT-2) en de Verdiepingscursus B (OMFT-3). In de verdiepingscursussen wordt uitgebreid ingegaan op het opmeten van het tongbandje.

Contact

Heeft u een vraag naar aanleiding van deze website of wilt u meer informatie over onze cursussen, de webshop of OMFT? Neem contact met ons op.

0